Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
23 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1994, was rechtsgeldig opgeroepen voor de behandeling van zijn zaak in hoger beroep, maar is niet verschenen. Enkel zijn niet-gemachtigde raadsman was aanwezig, waarna het hof verstek heeft verleend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de behandeling in hoger beroep in verzekering was gesteld, wat betekent dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was. De Hoge Raad benadrukt het grote belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en oordeelt dat hij de mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak alsnog in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen. De uitspraak van het hof is vernietigd en de zaak is teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof. Het cassatiemiddel, dat stelde dat de verdachte in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens niet in de gelegenheid was gesteld om aanwezig te zijn bij de berechting, is door de Hoge Raad gegrond verklaard. De redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft de zaak teruggeworpen naar het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.