ECLI:NL:HR:2020:1263

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
19/03099
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontbinding arbeidsovereenkomst en verzoek herroeping op grond van bedrog

In deze zaak heeft [de werkneemster] cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2019. De werkneemster, vertegenwoordigd door advocaat E.J.H. Zandbergen, verzocht om herroeping van de beschikking op grond van bedrog, zoals bedoeld in artikel 382, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verweerder in cassatie, Woningstichting Vechtdal Wonen (BWV), vertegenwoordigd door advocaat N.T. Dempsey, heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was eveneens gericht op verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen werd naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Zwolle en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de werkneemster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 10 juli 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03099
Datum10 juli 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[de werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [de werkneemster],
advocaat: E.J.H. Zandbergen,
tegen
WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,
gevestigd te Ommen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: BWV,
advocaat: N.T. Dempsey.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 4694994 \ HA VERZ 15-223 van de kantonrechter te Zwolle van 2 februari 2016;
de beschikking in de zaak 200.190.334 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 augustus 2016;
de beschikking in de zaak 200.239.500/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2019.
[de werkneemster] heeft tegen de beschikking van het hof van 29 maart 2019 beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
BWV heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de werkneemster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [de werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BWV begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
10 juli 2020.