ECLI:NL:HR:2020:126

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
19/02253
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest wegens persoonsverwisseling in een strafzaak

Op 28 januari 2020 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 19/02253. De zaak betreft een vordering tot herziening van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 november 2013 was gewezen. De veroordeelde, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging, gepleegd op 13 juni 2009 te Amsterdam. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft de vordering tot herziening ingediend, waarbij werd aangevoerd dat er sprake was van een persoonsverwisseling.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van de advocaat-generaal steun bieden voor de stelling dat de veroordeelde mogelijk ten onrechte is veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat, indien het hof op de hoogte was geweest van de persoonsverwisseling, het de veroordeelde mogelijk had vrijgesproken. De vordering tot herziening werd gegrond verklaard, en de Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor hernieuwde behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de mogelijkheid van herziening wanneer nieuwe feiten aan het licht komen die de uitkomst van de zaak kunnen beïnvloeden. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke stap in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02253 H
Datum28 januari 2020
ARREST
op een vordering tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 november 2013, nummer 21/004771-11, ingediend door de advocaat-generaal D.J.C. Aben bij de Hoge Raad der Nederlanden
betreffende
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de veroordeelde.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

1.1
Aan de veroordeelde is tenlastegelegd dat:
“1 primair
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten letsel in het gezicht en/of een zwelling op het (rechter)jukbeen en/of een hevig bloedende neus en/of een (snij)wond op de neus) heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet (met kracht) met een of meer vuist(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) met een of meer voet(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat en/of het lichaam te schoppen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag);
1 subsidiair
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, (met kracht) met een of meer vuist(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (met kracht) met een of meer voet(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen (terwijl die [slachtoffer] al op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) met een of meer vuist(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (met kracht) met een of meer voet(en) (meermalen) in/op/tegen het hoofd/gelaat en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen (terwijl die [slachtoffer] al op de grond lag), waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Rembrandtplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het (met kracht) schoppen en/of trappen op/tegen het (voor)wiel van de fiets en/of (met kracht) stompen en/of slaan met een of meer vuist(en) een of meermalen in/op/tegen het hoofd/gelaat en/of (met kracht) schoppen en/of slaan met een of meer voet(en) een of meermalen in/op/tegen het hoofd/gelaat en/of het lichaam (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag).”
1.2
Het hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2011 - het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde bewezenverklaard en de veroordeelde ter zake van “eendaadse samenloop van: medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen” veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.

2.De vordering tot herziening

De vordering tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de vordering

3.1
De vordering berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De advocaat-generaal voert daartoe aan dat er sprake is van een persoonsverwisseling.
3.2
Hetgeen door de advocaat-generaal in zijn vordering onder 8 tot en met 10 is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de vordering berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3.3
Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het hof, ware het hiermee bekend geweest, de veroordeelde van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de vordering tot herziening gegrond;
- beveelt, voor zover nodig, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het gerechtshof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 472 lid 2 Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 januari 2020.