Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
4.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 februari 2019. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een incident waarbij vanuit een rijdende auto een kluis op de openbare weg werd gegooid, wat leidde tot beschuldigingen van medeplegen poging doodslag, poging zware mishandeling en beschadiging van eigendommen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van medeplegen diefstal van de kluis. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de voorwaardelijke opzet en het medeplegen beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis was toegepast. De Hoge Raad heeft deze uitspraak ambtshalve vernietigd, in overeenstemming met eerdere beslissingen, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.