Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verduistering van een geleende fiets, waarbij de vraag centraal staat of het direct na ontvangst doorlenen van de fiets aan een ander kan worden aangemerkt als wederrechtelijk toe-eigenen in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1982, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat hem de verplichting had opgelegd om aan de Staat een schadevergoeding te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Echter, ambtshalve heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd voor zover vervangende hechtenis was toegepast, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.