Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1997, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij een schadevergoedingsmaatregel was opgelegd. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen voor zover het ging om de vervangende hechtenis die was opgelegd bij gebreke van betaling van de schadevergoeding. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis was toegepast, en bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling, omdat het de voorwaarden voor vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen verduidelijkt. De Hoge Raad heeft de overige onderdelen van het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft, behalve het aspect van de vervangende hechtenis.