ECLI:NL:HR:2020:1207

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
19/04179
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep en termijnoverschrijding in strafzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, heeft een schriftuur ingediend via zijn advocaat C.W. Noorduyn, maar deze schriftuur is pas na de wettelijke termijn bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, omdat de wettelijke termijn voor het indienen van de schriftuur niet is nageleefd. De raadsvrouw van de verdachte heeft hierop schriftelijk gereageerd, maar de Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wet strikte termijnen voorschrijft voor het indienen van cassatiemiddelen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde omstandigheden, waaronder de mededeling op de achterzijde van de aan de raadsvrouw verzonden brief, niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Hoge Raad verklaart het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk, omdat de schriftuur niet tijdig is ingediend, zoals vereist door artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit arrest is gewezen op 7 juli 2020 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04179
Datum7 juli 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 2 maart 2017, nummer 22/005078-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te ’s-Gravenhage, een schriftuur ingediend, die echter pas bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen nadat de daartoe in de wet gestelde termijn was verlopen.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2020.