ECLI:NL:HR:2020:120

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
18/01414
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake verzet tegen strafbeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 maart 2018 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1981, had verzet aangetekend tegen een strafbeschikking. De Hoge Raad beoordeelde of de rechtbank zich had moeten uitlaten over de strafbeschikking of dat zij op basis van de dagvaarding tot een inhoudelijke behandeling had moeten overgaan. Het hof bevestigde het vonnis, onder andere omdat de verdediging de dagvaarding kennelijk had opgevat als een oproeping voor de behandeling van het verzet. De verdediging heeft geen beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding, en het hof oordeelde dat de verdachte niet in enig belang was geschaad, aangezien de behandeling van het verzet had plaatsgevonden, ook al was deze te laat ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, en dat er geen noodzaak was om de motivering van dit oordeel verder uit te leggen, gezien de bepalingen van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01414
Datum4 februari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 maart 2018, nummer 21/003608-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2020.