ECLI:NL:HR:2020:1167

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
19/01736
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in jeugdzaak wegens rijden zonder rijbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een jeugdige verdachte die in overtreding was van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, door te rijden zonder rijbewijs. Het hof had de verdachte een geldboete van € 200 opgelegd, met als alternatief vier dagen jeugddetentie. De advocaat van de verdachte, M.T. de Vaal, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering er geen cassatieberoep openstaat tegen de uitspraak van het hof. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01736 J
Datum30 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 maart 2019, nummer 22/001490-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De uitspraak van het hof heeft betrekking op een overtreding van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft voor dat feit een geldboete van € 200, subsidiair vier dagen jeugddetentie opgelegd. Op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 juni 2020.