Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
30 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2018. De klager, geboren in 1977, had een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van zijn rijbewijs. De rechtbank had dit klaagschrift ongegrond verklaard. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft in zijn conclusie aangegeven dat het rijbewijs op 5 juni 2019 is teruggegeven aan de klager. Hierdoor heeft de klager geen belang meer bij het cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad heeft op 30 juni 2020 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de klager geen belang meer heeft bij de uitspraak van de Hoge Raad. De beslissing is genomen door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.