Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
30 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2018. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij een gewapende overval op een coffeeshop en werd beschuldigd van diefstal met geweld, zoals vastgelegd in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de klachten die betrekking hebben op de redelijke termijn van de procedure en de toepassing van vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en elf maanden. Daarnaast heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.