ECLI:NL:HR:2020:1163

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
18/05063
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gewapende overval op coffeeshop en de toepassing van vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2018. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij een gewapende overval op een coffeeshop en werd beschuldigd van diefstal met geweld, zoals vastgelegd in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de klachten die betrekking hebben op de redelijke termijn van de procedure en de toepassing van vervangende hechtenis.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en elf maanden. Daarnaast heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/05063
Datum30 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2018, nummer 23/001720-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat de duur van de gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde, het vierde en het zesde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

4.1
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
4.2
De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof ambtshalve vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze drie jaren en elf maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 juni 2020.