ECLI:NL:HR:2020:1154

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
18/03815
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof inzake de verzorging van runderen door de houder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 augustus 2018. De verdachte, een houder van runderen, was beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan zijn dieren, wat in strijd is met artikel 37 (oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de duur van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de opgelegde taakstraf.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatiemiddel, dat stelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden, gegrond was. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 110 uren naar 104 uren, met een vervangende hechtenis van 52 dagen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van de stukken in cassatieprocedures. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke ontwikkeling in de rechtspraak met betrekking tot de zorg voor dieren en de verantwoordelijkheden van houders.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03815
Datum7 juli 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 augustus 2018, nummer 20-003231-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.J.G.J. Cornelissen, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend voor wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 104 uren, subsidiair 52 dagen hechtenis, belopen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2020.