ECLI:NL:HR:2020:1152

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
19/03969
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en samenloop van feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De kern van de zaak betrof de vraag of het besturen van een motorrijtuig terwijl het rijbewijs ongeldig was verklaard, een overtreding van artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994 opleverde. Daarnaast werd de vraag gesteld of er sprake was van eendaadse samenloop, voortgezette handeling of meerdaadse samenloop volgens de artikelen 55.1, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad hoefde niet verder te motiveren waarom hij tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03969
Datum7 juli 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 augustus 2019, nummer 23/004355-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2020.