Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
- verwerpt het beroep;
- compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
26 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, aangeduid als de man, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 14 augustus 2018 en 11 december 2018 zijn gewezen. De vrouw, de verweerster in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was gericht op niet-ontvankelijkverklaring van de eiser in zijn beroep tegen het arrest van het hof en verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten van de man over de arresten van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de arresten. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.