ECLI:NL:HR:2020:1139

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
19/01287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over geestelijke stoornis en gerechtvaardigd vertrouwen in overeenkomstenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, aangeduid als de man, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 14 augustus 2018 en 11 december 2018 zijn gewezen. De vrouw, de verweerster in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was gericht op niet-ontvankelijkverklaring van de eiser in zijn beroep tegen het arrest van het hof en verwerping van het cassatieberoep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de klachten van de man over de arresten van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de arresten. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01287
Datum26 juni 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: de man,
advocaat: J. den Hoed,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: N.C. van Steijn.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/17/139640 / HA ZA 15-20 van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2016 en 23 augustus 2017;
de arresten in de zaak 200.225.803/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2018 en 11 december 2018.
De man heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De vrouw heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser tot cassatie in zijn beroep tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2018 en verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
26 juni 2020.