Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
23 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging van een politieambtenaar, wat resulteerde in een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven dagen en een proeftijd van twee jaar. Het hof had daarnaast de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde taakstraf van veertig uren, maar deze beslissing was niet gemotiveerd. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging niet had gemotiveerd, wat in strijd was met de vereisten van artikel 14j lid 1 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel vereist een duidelijke motivering voor de beslissing tot tenuitvoerlegging. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van deze specifieke beslissing, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.