ECLI:NL:HR:2020:1061
Hoge Raad
- Cassatie
- E.N. Punt
- L.F. van Kalmthout
- M.E. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake verzoek om vergoeding van kosten
In deze zaak heeft [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juni 2018, nummer 16/01006. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nummer AWB 15/2709) die betrekking had op een beslissing van de Inspecteur over verzoeken om vergoeding van kosten, zoals bedoeld in artikel 7:15, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in cassatie, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vastgelegd in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2020 door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.