ECLI:NL:HR:2020:1047

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
13 juni 2020
Zaaknummer
19/01821
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in strafzaak na vrijspraak door hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 27 maart 2019. De verdachte, geboren in 1982, was eerder door de rechtbank veroordeeld voor vijf feiten, maar het hof sprak hem vrij van twee van deze feiten. Voor de overige drie feiten werd een strafbepaling opgelegd conform artikel 423.4 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.B.G.T. von Bóné een schriftuur indiende. De advocaat-generaal P.C. Vegter concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom besloot de Hoge Raad om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01821
Datum16 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 27 maart 2019, nummer 22-001098-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 juni 2020.