ECLI:NL:HR:2019:984

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
18/00233
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over witwassen via hawala-bankieren met grote contante geldbedragen naar Engeland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij het zogenaamde hawala-bankieren, waarbij grote contante geldbedragen in plastic zakken naar Engeland werden vervoerd. De vraag was of de verdachte wetenschap had van het feit dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte de beschikking had over deze geldbedragen, maar had voor de vaststelling van voorwaardelijk opzet bijzondere betekenis toegekend aan het feit dat er geen evidente voordelen waren voor het gebruik van hawala-bankieren ten opzichte van reguliere bankoverschrijvingen. De Hoge Raad oordeelde dat uit deze omstandigheid niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De bewezenverklaring was in dat opzicht niet toereikend gemotiveerd, wat leidde tot een partiële vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/00233
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2017, nummer 23/001270-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd, onder meer omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 8 januari 2010 tot en met 25 januari 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, contante geldbedragen te weten
- een geldbedrag afkomstig uit en/of verkregen door een contante geldtransactie de dato 08 januari 2010 (Zaaksdossier 05, pagina's 149-157), en/of
- een geldbedrag afkomstig uit en/of verkregen door een contante geldtransactie de dato 22 januari 2010 (Zaaksdossier 05, pagina's 158-166), en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 200.000,00 (zijnde een geldbedrag afkomstig uit en/of verkregen door een contante geldtransactie de dato 25 januari 2010) (Zaaksdossier 05, pagina's 180-185), en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, telkens wist die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal zaakdossier 5 Witwassen van de politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant ] (voorafgaand aan Z5, p. XI en XII).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van deze opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Het onderzoeksteam Terrier van de Nationale Recherche kwam binnen het onderzoek naar een verdovende middelenlijn een "underground bankier" tegen. Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 5] in gebruik bij de "underground bankier" werd getapt.
Datum : 8 januari 2010
Tijdstip : 12:44:15
Telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
Getapt persoon : [telefoonnummer 1] ( [verdachte] )
In- /Uitgaand : inkomend
[verdachte] wordt gebeld door [betrokkene 3]
(..)
[betrokkene 3] : (..) die jongen van [betrokkene 6] had zestig gebracht.
[verdachte]: Ja, het is goed, is goed
[betrokkene 3] : Is goed.
Op 27 januari 2010 werden tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte [betrokkene 3] in de woonkamer twee mobiele [goederen] in beslag genomen. De simkaart werd uit de telefoon TEBZZ 1.3.1. gehaald en onderzocht. Hieruit bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] bij deze telefoon behoorde. De mobiele telefoon TEBZZ. 1.3.2. stond nog aan. Er werd vastgesteld dat deze telefoon het telefoonnummer [telefoonnummer 2] heeft.
In de periode 20 december 2009 tot en met 8 januari 2010 heeft [verdachte] regelmatig telefonisch contact met [betrokkene 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Uit voornoemde bevindingen blijkt dat [betrokkene 3] gebruiker is van de mobiele telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen omtrent transactie 22 januari 2010 van de politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (Z5 158 - 166).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van deze opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking op 27 januari 2010 in het bedrijfspand van [A] BV zijn diverse zaken in beslag genomen waaronder de beelden van het interne camerasysteem.
Op 18 maart 2010 zijn door mij beelden bekeken betreffende 22 januari 2010.
Ik zag dat op 22 januari 2010 om 14:00 uur een man binnenkomt in de hal van [A] met in zijn linkerhand een plastic tas.
Deze man herken ik als [betrokkene 1] .
Op 22 januari 2010 is op de beelden te zien dat [betrokkene 1] komt bij werkplek 3 en verdachte [betrokkene 3] een hand geeft. [betrokkene 1] leegt vervolgens zijn tas op het bureau. De stapels die uit de plastic tas zijn gekomen worden door [betrokkene 1] voor zich op het bureau gelegd en hij neemt vervolgens zelf plaats aan het bureau. Gezien de grootte, de vorm en de kleur, heb ik, verbalisant, het vermoeden dat het hier geld betreft. Vervolgens is te zien dat [betrokkene 3] stapels van [betrokkene 1] aanneemt en op een apparaat op zijn bureau legt. Tijdens de doorzoeking van het pand is gebleken dat deze apparaten op het bureau geldtelmachines zijn.
Vervolgens is op de beelden te zien dat het geld geteld wordt door middel van de geldtelmachine en dat de stapels die voor [betrokkene 1] op het bureau lagen nu bij [betrokkene 3] liggen.
Er worden nogmaals diverse stapels op de geldtelmachine gelegd, waarna [betrokkene 1] zijn jas aantrekt en vertrekt. De plastic tas blijft op het bureau achter.
Op de beelden is te zien dat [betrokkene 1] om 14.20 uur [A] verlaat.
3. Een proces-verbaal bevindingen € 200.000,- van de politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (Z5 180 - 185).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van deze opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Tapgesprekken onderzoek TERRIER
Uit de binnen het onderzoek TERRIER opgenomen en afgeluisterde gesprekken blijkt dat [verdachte] onder andere gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
Datum : 25 januari 2010
Tijdstip : 14:07:24
Telefoonnummer : [telefoonnummer 4]
Getapt persoon : [telefoonnummer 5] ( [verdachte] )
In- /Uitgaand : inkomend
[telefoonnummer 4] : Ik heb 200 stuks gestuurd, he...
[verdachte]: 200?!
NN: Ja.
(..)
[verdachte]: Waarom?
NN: Omdat ik het gevoel heb dat jij krijgt, jij krijgt het groot, dat gevoel heb ik... 100%...
[verdachte]: (lacht zachtjes)..Alsjeblieft, [betrokkene 6] maak me niet dood..
NN: Ja, ik heb al gestuurd, [betrokkene 6] ..
[verdachte]: Echt waar?
NN: Ik heb teveel, teveel, ik kan niet houden weet je, jij houdt iets, ik houd iets,
teveel...begrijp je me?
[verdachte]: Ik zal checken, oke?
(..)
NN: [betrokkene 3] is daar of niet..
[verdachte]: Ik praat nu met hem..
Datum : 25 januari 2010
Tijdstip : 14:10:03
Telefoonnummer : [telefoonnummer 3]
Getapt persoon : [telefoonnummer 5] ( [verdachte] )
In-/Uitgaand : inkomend
[verdachte] wordt gebeld door [betrokkene 3] .
(..)
[verdachte]: luister even. (..) Is de man van [betrokkene 6] niet daar gekomen toch?
[betrokkene 3] : Hij is daar, hij is nu daar.
[verdachte]: zusterneuker, kijk, wat heeft gedaan, hij heeft zoveel gestuurd?
[betrokkene 3] : Ja, ik ook, ik wilde net naar u bellen. En toen dacht ik, misschien hebt u een werk eeuh iets afgesproken.
[verdachte]: Nee nee nee, hij heeft net met mij gebeld en hij heeft het gezegd.
(..)
Transactie in beeld
Op maandag 25 januari 2010 omstreeks 13:35 uur is op de in beslag genomen interne camerabeelden te zien dat een tweetal personen, nadien geïdentificeerd als [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , het pand van [A] binnenkomt. Op de beelden van de verschillende camera's is duidelijk te zien dat [betrokkene 1] een tweetal plastic tassen bij zich draagt. Een tas is voorzien van het merkteken van Albert Heijn in de kleuren paars/oranje.
Op de beelden is vervolgens te zien dat zich in de ruimte, aangemerkt als werkplek 3, vier personen bevinden. De eerdergenoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , maar ook twee werknemers van [A] die ik, verbalisant, herken als [betrokkene 4] en [betrokkene 5] .
Op de beelden is te zien dat de twee plastic tassen, die [betrokkene 1] bij zich droeg, op het bureau staan.
Vervolgens zie ik op de beelden dat [betrokkene 5] er een stapel uit pakt. Aan de hand van de kleur en de grootte van de stapel maak ik op dat het bankbiljetten betreft. Deze stapel wordt vervolgens op een bij de zoeking aangetroffen geldmachine (het hof begrijpt: geldtelmachine) geplaatst.
Ook is te zien dat de man genaamd [betrokkene 1] de tweede plastic tas uitpakt. Dit betreft de paars/oranje Albert Heijn tas. Uit deze tas wordt weer een gele plastic tas gepakt. [betrokkene 1] haalt uit deze tas diverse stapels, vermoedelijk bankbiljetten.
Vervolgens is te zien dat [betrokkene 4] aan het bureau komt zitten en zich gaat bezig houden met het vermoedelijk tellen van het aangeboden geld. De stapels die door de geldtelmachine zijn gegaan worden door [betrokkene 4] voorzien van een binder en op een stapel gelegd.
Zoeking [a-straat 1]
Op 27 januari 2010 heeft er een zoeking plaatsgevonden in het bedrijfspand van [A] , gevestigd [a-straat 1] te [plaats] . Daarbij is onder andere ook een paars/oranje plastic tas aangetroffen en in beslag genomen (beslagcode [0001] ). Op de uitvergroting van een gedeelte van deze AH-plastic tas zie ik dat er vermoedelijk met de hand op de tas is geschreven '200000'.
4. Een proces-verbaal van bevindingen geldstromen van het Korps landelijke politiediensten, d.d. 19 februari 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (Z5 186 - 192).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van deze opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Na 9 december 2009 is het onderzoeksteam TERRIER gestart met een onderzoek telecommunicatie op het nummer [telefoonnummer 6] , bij de Hawalla bankier genaamd [verdachte] (het hof begrijpt verdachte [verdachte] ) in gebruik.
Op 25 januari 2010 te 14:07 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 6] [hof: [betrokkene 6] ]. [betrokkene 6] zegt dat hij 200 stuks heeft gestuurd.
Op de locatie [b-straat 1] is door het onderzoeksteam TERRIER een zoeking verricht. In deze woning werd [verdachte] aangehouden. Ook de telefoon van [verdachte] , waar het onderzoeksteam interceptie op had verricht, werd in de genoemde woning aangetroffen. Ook werd een memoboekje aangetroffen met hierop administratie met namen en bedragen.
Opvallend aan deze notities is dat er veelvuldig de naam [betrokkene 6] in voorkomt. Hieronder wordt omschreven wat er bij de naam [betrokkene 6] staat omschreven.
(...)
8.01
[betrokkene 6] DEHLI 60
(...)
9.01
[betrokkene 6] 37
9.01
Nog een keer [betrokkene 6] 25
(...)
21.01
[betrokkene 6] 49900
23.01
[betrokkene 6] 19990
(...)
26.01
[betrokkene 6] 200
Onderstaand wordt een opsomming gegeven van de vermoedelijke geldbedragen die zijn aangebracht door [betrokkene 6] waarover wordt gesproken in tapgesprekken en veelal te relateren is aan de geschreven notities die zijn gevonden bij [verdachte] .
Datum
Bevindingen
8.01
Op 8 januari 2010 12.44 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 3] .
[betrokkene 3] zegt dat die jongen van [betrokkene 6] 60 had gebracht. [verdachte] zegt ja, het is goed.
(Noot verbalisant: het getal 60 wordt teruggevonden op de notities)
25.01
Op 25 januari 2010 te 14.07 uur wordt [verdachte] gebeld door [betrokkene 3] .
[betrokkene 6] zegt dat hij 200 stuks heeft gestuurd.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] van de politie Amsterdam-Amstelland, d.d. 2 december 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant ] en [verbalisant 2] (Z2 773 - 781).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde [betrokkene 6] , zakelijk weergegeven:
Ik heb gelezen in het dossier dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ) wordt genoemd.
V: Wat was de relatie met [verdachte] ?
A: [verdachte] heeft voor mij geld overgemaakt naar Engeland. (...) Het enige delict dat ik heb begaan is dat ik vanuit Engeland zonder facturen en papieren [goederen] naar Nederland heb gehaald. (...)
U houdt mij een tapgesprek voor van 25 januari 2010 om 14:07:24 uur (opmerking hof: zie bewijsmiddel 3).
V: Wat bedoelde u met 200?
A: Daar bedoelde ik de 200.000 euro mee.
V: Wie is [betrokkene 3] ?
A: Ik weet niet precies wat de relatie is tussen [betrokkene 3] en [verdachte] , maar als [verdachte] naar mijn kantoor kwam was hij altijd samen met [betrokkene 3] . [betrokkene 3] heeft een winkel in de [a-straat ] in [plaats] met reclame van [D] . (...)
V: Vastgesteld is dat er op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 grote contante geldbedragen zijn afgeleverd bij [A] . Wat kunt u hierover verklaren?
A: Het waren geen officiële betalingen met facturen. Ik kan u zeggen dat er op 8 januari 2010 een bedrag van 60.000 euro is gebracht, op 22 januari een bedrag van 20.000 euro en op 25 januari die twee ton.
6. Een geschrift, zijnde een schriftelijke verklaring van de verdachte van 11 oktober 2017 die is vertaald door beëdigd vertaler J. Schoo.
Dit geschrift houdt onder meer in als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Toen ik in Portugal woonde reisde ik naar Nederland. In die tijd kreeg ik soms de kans om Hawala transacties te doen. Ik kreeg 100 of 120 euro betaald voor een transactie.
Als ik help met internationale overboekingen, betekent dat niet dat dat geld van mij is, ik krijg er alleen mijn kleine deel van. Ik wist niet waar het geld vandaan kwam of wat de bron was. Er is mij verteld dat het voor de [B] was.
7. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Amsterdam-Amstelland, d.d. 1 april 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant ] (Z5 255 - 260).
Dit proces-verbaal houdt - onder meer - in als verklaring van deze opsporingsambtenaar:
Tijdens het onderzoek I3TEBERIO is gebleken dat er door verdachten tijdens de verhoren uitspraken worden gedaan over contant geldverkeer. Om zicht te krijgen op de vraag in hoeverre dit gebruik verklaard kan worden door daadwerkelijk te behalen voordeel, is door mij de werking van het betalingsverkeer nader onderzocht.
Aangezien de diverse verdachte/betrokken bedrijven allemaal bij de [E] NV bankieren, is er voor gekozen de werking van het girale betalingsverkeer van de [E] in beeld te brengen en dat af te zetten tegen de vastgestelde contante geldstromen. Waar verdachten in verhoren uitspraken doen met betrekking tot de Postbank, zijn deze ook van toepassing op de [E] omdat de activiteiten van de Postbank inmiddels zijn geïntegreerd in die van de [E].
Omdat we praten over klanten binnen Europa staat het overgemaakte geld binnen drie dagen op de rekening. De kosten van een buitenlandse overschrijving zijn gelijk aan die van het binnenlands verkeer. In dit geval dus 14 eurocent per bijschrijving, mits men aan beperkte formele vormvereisten voldoet. (de betaling moet geschieden vanuit een land in de EER, de transactie moet in euro's zijn en niet meer dan 50.000 euro bedragen."
2.2.3.
Het Hof heeft in het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
" [verdachte] heeft verklaard dat hij in het kader van Wahala bankieren op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 geld heeft laten afgeven bij [A] . Er is bij deze verdachte een document (een memoboekje) gelijkend op een administratie aangetroffen met daarin namen en bedragen.
(...)
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vragen of zonder redelijke twijfel is komen vast te staan dat [verdachte] betrokken is geweest bij de door de rechtbank bewezen transacties en of in die gevallen ook sprake is geweest van geld dat van misdrijf afkomstig is. [verdachte] ontkent echter dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. [verdachte] was hawala-bankier en wist niet en heeft ook de aanmerkelijke kans niet aanvaard dat het geld dat hij had ontvangen van misdrijf afkomstig was. Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat [verdachte] geen bijzondere onderzoeksplicht had en als hij deze al had dat die niet verder reikte dan te onderzoeken met welke partners hij handelde. [verdachte] wist met welke partners hij handelde, namelijk een [B] . [verdachte] was dan ook in de veronderstelling dat hij met een legaal bedrijf zaken deed. Hij had dan ook geen redelijk vermoeden hoeven te hebben dat het geld niet legaal was. Bij het awala-bankieren is het gebruikelijk dat men met grote sommen geld over straat gaat, dit zegt niets over de herkomst van dat geld. De verdediging verwijst verder naar het arrest van dit hof van 30 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:252, waarbij [verdachte] in een nagenoeg identieke zaak is vrijgesproken van witwassen. De verdediging verzoekt dan ook [verdachte] vrij te spreken van het ten laste gelegde witwassen.
(...)
Het hof overweegt als volgt.
Uit het bekijken van camerabeelden is gebleken dat op 8, 22 en 25 januari 2010 in een plastic tas geldbedragen door twee medewerkers van [C] , [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] zijn afgeleverd bij [A] . Die geldbedragen zijn door [betrokkene 3] , [betrokkene 4] dan wel [betrokkene 5] geteld.
[betrokkene 6] heeft op 2 december 2010 een verklaring afgelegd dat de geldbedragen van € 60.000,- op 8 januari 2010, € 20.000,- op 22 januari 2010 en € 200.000,- op 25 januari 2010 naar [A] zijn gebracht. Het geld zou een betaling 'buiten de boeken om' vormen, bedoeld ter betaling van [goederen] die zonder facturen en papieren waren geleverd vanuit Engeland. De betalingen konden niet via de bank. Het geld moest naar ' [verdachte] ' worden gebracht. Het waren geen officiële betalingen met facturen. Met [verdachte] bedoelt [betrokkene 6] [verdachte] . Het hof stelt op basis van de verklaring van [betrokkene 6] , de verzender van het geld, vast dat het geld afkomstig is van een (fiscaal) misdrijf en dat dit bestemd was voor [verdachte] , die over het geld ook de beschikkingsmacht had.
De volgende vraag waarover het hof zich dient te buigen is of [verdachte] wist dan wel moest weten dat het geld van misdrijf afkomstig was.
[verdachte] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 11 oktober 2017 verklaard dat hij hawala-bankier was en dat in die hoedanigheid geld aan hem werd gegeven. Bij [verdachte] is ook een memoboekje aangetroffen dat op een administratie lijkt met namen en bedragen. Drie van die data met de daarachter genoemde namen en bedragen in dit boekje komen overeen met de transacties waarvan [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij deze naar [verdachte] heeft gezonden. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [verdachte] daadwerkelijk een hawala-bankier was.
[verdachte] heeft tevens in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij niet wist dat het bij voornoemde bedragen ging om crimineel geld. Hij dacht dat de mensen van de [B] business, bankierden via hawala, omdat ze dat gewend waren. In Pakistan en onder Pakistani is dit een gebruikelijke manier van zakendoen, aangezien het goedkoper, sneller en gemakkelijker is.
Het hof stelt voorop dat gelden die via het systeem van hawala-bankieren worden verzonden slechts dan kunnen worden aangemerkt als 'afkomstig (...) uit enig misdrijf' in de zin van de art. 420bis en 420quarter Sr indien zij afkomstig zijn van een misdrijf gepleegd voorafgaand aan het verwerven en/of voorhanden hebben en/of het overdragen daarvan.
Bij hawala bankieren kunnen echter ook van misdrijf afkomstige gelden van hand tot hand gaan. In de Memorie van Toelichting bij het voorstel van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Kamerstukken II 2001-2002, 28 229, nr. 3) wordt ook opgemerkt dat in de praktijk is gebleken dat geldtransfers witwasgevoelig zijn en ook voor het witwassen van misdaadgelden worden gebruikt.
Het hof stelt vast dat het ging om geldbedragen afkomstig uit Nederland die bestemd waren voor Engeland; landen die beide een veilig en betaalbaar bancair systeem voor legale betalingen hebben. Door verbalisanten is onderzoek gedaan naar de werking van het girale betalingsverkeer (Z5 255).
Hieruit blijkt dat een internetbetaling die op een werkdag voor 12.00 uur is aangeleverd nog diezelfde dag aangeboden wordt aan de bank van de begunstigde. Bij de meeste banken wordt de betaling vervolgens nog diezelfde dag bijgeschreven op de rekening van de begunstigde. Met een telefonische spoedoverboeking is het geld binnen anderhalf uur bijgeschreven op de rekening van de begunstigde.
Het laat zich dan ook moeilijk indenken dat het geld via hawala-bankieren veel sneller bij de begunstigde zou zijn. Verbalisanten hebben ook gekeken naar de kosten van girale overboekingen. Een standaard overboeking is voor de begunstigde in het geval van ING 14 eurocent per bijschrijving en voor degene die de betaling doet 7 eurocent. De kosten voor een telefonische spoedoverboeking zijn bij ING 75 eurocent per bijschrijving. Degene die de betaling doet betaalt € 9,75 voor een telefonische spoedbetaling en € 4,40 voor een elektronische aangeleverde opdracht. Bij andere banken zullen de kosten niet heel veel hoger zijn. [verdachte] heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij per transactie € 100,-/€ 120,- betaald kreeg. Overwogen wordt dan ook dat hawala-bankieren binnen Europa waar een veilig en betaalbaar bancair systeem bestaat, geen grote (legale) voordelen heeft.
Het hof is van oordeel dat nu het om (zeer) grote contante geldbedragen gaat met bestemming Engeland, geldbedragen (notabene in drie aparte zendingen) die door medewerkers van [C] werden vervoerd in plastic tassen - met alle risico's en kosten van dien - waarbij voor dit hawala-bankieren geen evidente voordelen naar voren gebracht zijn of gebleken ten opzichte van de snellere en goedkopere wijze van transfer(s) via een gewone bankoverschrijving, de verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante gelden van misdrijf afkomstig zijn.
Het verweer dan ook wordt verworpen."
2.2.4.
De aanvulling op het verkorte arrest houdt in:
"Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vragen of zonder redelijke twijfel is komen vast te staan dat [verdachte] betrokken is geweest bij de door de rechtbank bewezen transacties.
Het hof heeft ten aanzien van die betrokkenheid in het verkort arrest vastgesteld dat de verdachte heeft verklaard dat hij in het kader van Hawala bankieren op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 geld heeft laten afgeven bij [A] . Dit is niet juist. De verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring van 11 oktober 2017 in de strafzaak over de transacties bij [A] verklaard dat hij Hawala bankier was en dat hem is verteld dat het voor de [B] was.
Gezien voornoemde bewijsmiddelen (de juiste weergave van de schriftelijke verklaring van de verdachte, het aangetroffen memoboekje in de woning waar verdachte is aangehouden, de verklaring van [betrokkene 6] en de overige bewijsmiddelen) is het hof van oordeel dat de verdachte op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 in het kader van Hawala bankieren geld heeft laten afgeven bij [A] .
De onnauwkeurige en daarmee onjuiste vaststelling van de verklaring van verdachte in het arrest maakt het oordeel van het hof niet anders.
Het hof heeft in het verkort arrest overwogen dat door verbalisanten onderzoek is gedaan naar de werking van het girale betalingsverkeer (Z5 255-260) en dat hieruit blijkt dat een internetbetaling die op een werkdag voor 12.00 uur is aangeleverd nog diezelfde dag aangeboden wordt aan de bank van de begunstigde. Bij de meeste banken wordt de betaling vervolgens nog diezelfde dag bijgeschreven op de rekening van de begunstigde. Met een telefonische spoedoverboeking is het geld binnen anderhalf uur bijgeschreven op de rekening van de begunstigde.
Dit geldt echter voor binnenlands betalingsverkeer en niet voor buitenlands betalingsverkeer, zoals in onderhavige zaak sprake was (overboekingen van Nederland naar Engeland).
Uit het onderzoek (proces-verbaal van bevindingen van de politie Amsterdam-Amstelland, d.d. 1 april 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant ] (Z5 255 - 260)) blijkt dat binnen Europa het overgemaakte geld binnen drie dagen op de rekening staat. De kosten van een buitenlandse bijschrijving zijn gelijk aan die van het binnenlands verkeer, 14 cent per bijschrijving van € 50.000,-. Dit nu maakt de overweging van het hof, dat het zich moeilijk laat indenken dat het geld via hawala-bankieren veel sneller bij de begunstigde zou zijn, niet anders."
2.3.
Het Hof heeft blijkens de bewijsvoering vastgesteld dat de verdachte een zogenoemde hawala-bankier is, dat de verdachte in die hoedanigheid de beschikking heeft gehad over verschillende (zeer) grote contante geldbedragen die op zeker moment in plastic zakken werden vervoerd en die de bestemming Engeland hadden, en dat die geldbedragen afkomstig zijn uit enig door een ander dan de verdachte begaan (fiscaal) misdrijf. De omstandigheid dat voor de verplaatsing van die geldbedragen naar Engeland het zogenoemde hawala-bankieren wat betreft kosten en snelheid geen evidente voordelen zijn gebleken ten opzichte van gewone bankoverschrijvingen, heeft het Hof kennelijk niet betrokken bij de beoordeling van de vraag of het verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen van de geldbedragen verband houdt met hawala-bankieren. Wel heeft het Hof in het bijzonder betekenis toegekend aan die omstandigheid voor de vaststelling van het opzet - in de vorm van voorwaardelijk opzet - van de verdachte met betrekking tot het van misdrijf afkomstig zijn van de geldbedragen. Uit die omstandigheid volgt echter niet zonder meer dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Nu dat (voorwaardelijk) opzet ook overigens niet uit de bewijsvoering volgt, is de bewezenverklaring in zoverre niet toereikend gemotiveerd.
2.4.
Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de middelen voor het overige geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier
E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.