ECLI:NL:HR:2019:983

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
18/03221
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake beslag op jas in verband met criminele organisatie en witwassen

Op 18 juni 2019 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak betreffende een klaagschrift over beslag op een jas. De zaak betreft een klager die werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie, witwassen en de invoer van cocaïne. De Rechtbank Noord-Holland had het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, met de redenering dat de klager niet als rechthebbende op de jas kon worden beschouwd, omdat het strafdossier voldoende aanwijzingen bevatte dat de jas eigendom was van de sportwinkel Perry Sport.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende gemotiveerd had vastgesteld dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vorderde. De Hoge Raad stelde vast dat de jas onder de klager in beslag was genomen en dat deze aan de klager had moeten worden teruggegeven, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende kon worden beschouwd. Het oordeel van de Rechtbank dat Perry Sport als rechthebbende moest worden aangemerkt, was niet voldoende onderbouwd.

De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, voor een herbehandeling van het klaagschrift. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over beslag en teruggave van in beslag genomen goederen.

Uitspraak

18 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/03221 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 25 juni 2018, nummer
RK 18/002964, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft K. Hoesenie, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast mag voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2.
De Rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een beslag als bedoeld in art. 94 Sv en het tot teruggave van de jas aan de klager strekkende klaagschrift ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"Ingeval van een beklag tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gelegd beslag dient de rechtbank te beoordelen, of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Verder verzet het belang van strafvordering zich tegen de teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.
Zo het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert, dient - volgens de hoofdregel als bedoeld in artikel 116, eerste lid, Sv - de teruggave van het voorwerp aan de beslagene te worden gelast, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende daarop moet worden beschouwd.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 11 oktober 2017 is onder klager voornoemde jas rechtmatig in beslag genomen. Klager heeft geen afstand gedaan van de jas. Het beslag daarop duurt voort.
In raadkamer heeft de discussie zich toegespitst op de vraag of klager redelijkerwijs als rechthebbende van de jas kan worden aangemerkt. De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen jas aan klager, nu volgens haar niet klager maar
Perry Sport eigenaar van de jas is. De raadsvrouw van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave van de jas verzet en dat klager als rechthebbende van de jas kan worden beschouwd. Daarbij komt, dat klager wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne, een feit dat geen enkel verband houdt met de onder verdachte aangetroffen jas, aldus de raadsvrouw.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat teruggave van de jas niet aan de orde is, nu klager niet redelijkerwijs als rechthebbende op de in beslag genomen jas kan worden beschouwd. Het strafdossier tegen klager bevat voldoende aanwijzingen dat niet klager, maar Perry Sport eigenaar van de jas is."
2.3.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
2.4.
In de hiervoor onder 2.2 weergegeven overwegingen ligt besloten dat de Rechtbank, na vooropstelling van de toepasselijke maatstaf, heeft vastgesteld dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert. Vervolgens heeft de Rechtbank aan haar oordeel dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard ten grondslag gelegd dat "het strafdossier tegen klager (...) voldoende aanwijzingen [bevat] dat niet klager, maar Perry Sport eigenaar van de jas is". Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de jas onder de klager in beslag is genomen. Dat brengt mee dat de jas aan de klager had moeten worden teruggegeven, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die jas moet worden beschouwd. Het kennelijke oordeel van de Rechtbank dat Perry Sport redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd, is ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Beoordeling van het tweede middel
Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.