Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van 26 januari 2017 en zij heeft ter onderbouwing daarvan het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft op 19 januari 2017 bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris uitdrukkelijk te kennen gegeven niet in te stemmen met een snelrechtzitting en mocht er derhalve op vertrouwen dat de terechtzitting niet op zeer korte termijn zou plaatsvinden. Voorts is niet gebleken dat de verdachte op de hoogte was van de zittingsdatum. De raadsvrouw was hiervan evenmin op de hoogte. De politierechter heeft op 26 januari 2017 de zaak ten onrechte bij verstek behandeld en vonnis gewezen. De verdachte en de raadsvrouw zijn eerst op 8 maart 2017 van dit vonnis op de hoogte gekomen en hebben daartegen onverwijld - op 9 maart 2017 - hoger beroep ingesteld.
Dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, kan hem onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen. Een niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep is op grond van artikel 6 van het EVRM in strijd met de beginselen van fair trial en equality of arms, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de verdachte in deze strafzaak bij vonnis van de politierechter van 26 januari 2017 bij verstek is veroordeeld. De dagvaarding voor die terechtzitting is de verdachte tijdig in persoon betekend.
Nu de verdachte eerst op 9 maart 2017 en derhalve niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld, dient hij in dit hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit kan slechts anders zijn indien het hof tot het oordeel komt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is geweest.
De verdachte is op 19 januari 2017 bij de rechter-commissaris gehoord op de vordering tot het verlenen van een bevel tot bewaring. Dit verhoor is aangevangen op 12.35 uur. Bij dit verhoor was de raadsvrouw van de verdachte aanwezig. Op diezelfde dag is om 12.38 uur de dagvaarding, om op 26 januari 2017 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, aan de verdachte in persoon betekend. Blijkens het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris heeft de raadsvrouw medegedeeld: Ik verzet mij tegen de snelrechtzitting. Ik kan deze datum niet.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de datum van de terechtzitting van de politierechter bij het verhoor bij de rechter-commissaris op 19 januari 2017, in bijzijn van de verdachte en de raadsvrouw, aan de orde is gekomen. Niet is gebleken dat dagvaarding voor deze terechtzitting nadien is ingetrokken, dan wel als ingetrokken mocht worden beschouwd.
Het hof is dan ook van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is geweest en zal de verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren."