Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van diverse voorwerpen, waaronder gebaksvorkjes, uit een woning. Tijdens de procedure bij het Hof werd een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ingediend, waarbij de verdachte ook werd beschuldigd van opzet- of schuldheling van de gebaksvorkjes. Het Hof heeft deze vordering toegewezen, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit onterecht was. De Hoge Raad herhaalt de maatstaf voor de beoordeling of sprake is van 'hetzelfde feit' zoals eerder vastgesteld in ECLI:NL:HR:2011:BM9102. De Hoge Raad stelt vast dat de juridische aard van de feiten en de gedragingen van de verdachte dermate verschillen dat er geen sprake is van 'hetzelfde feit' in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van het Hof, maar alleen voor wat betreft de beslissingen met betrekking tot de wijziging van de tenlastelegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.