ECLI:NL:HR:2019:969

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
17/03088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake openlijke geweldpleging en vordering benadeelde partij

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 15 juni 2017 uitspraak deed in een strafzaak. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie op 18 juni 2019 onder nummer 17/03088. De zaak betreft openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is gehecht aan de schriftuur. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de Rechterlijke Organisatie.

De Hoge Raad beoordeelt het middel en constateert dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere gronden die zijn vermeld in een ander arrest (ECLI:NL:HR:2019:901) en concludeert dat het middel terecht is voorgesteld. De beslissing van de Hoge Raad is om de bestreden uitspraak te vernietigen, maar alleen wat betreft de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van vorderingen van benadeelde partijen in strafzaken, vooral in het kader van openlijke geweldpleging. De Hoge Raad benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij de toewijzing van dergelijke vorderingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03088
Datum18 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 juni 2017, nummer 21/001425-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Greven, advocaat te Borne, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak ECLI:NL:HR:2019:901 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juni 2019.