ECLI:NL:HR:2019:95

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
17/04592
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in jeugdzaak met betrekking tot poging tot afpersing en openlijke geweldpleging

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 20 september 2017 is gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Saoedi-Arabië in 1997. De zaak betreft onder andere de poging tot afpersing en openlijke geweldpleging die plaatsvond in Drachten. De verdachte heeft het cassatieberoep ingesteld, waarbij zijn advocaat G. Spong uit Amsterdam een schriftuur heeft ingediend. Deze schriftuur is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan op 29 januari 2019 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

29 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/04592
JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 20 september 2017, nummer 21/003956-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Saoedi-Arabië) op [geboortedatum] 1997.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 januari 2019.