In deze zaak heeft BPN B.V. (hierna: BPN), gevestigd te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, cassatie ingesteld tegen de Gemeente Barneveld. De zaak betreft een onteigeningsprocedure waarbij de hoogte van de schadeloosstelling ter discussie staat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland, waarin de feiten van de zaak zijn behandeld. BPN heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 28 maart 2018, waartegen de Gemeente een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van BPN verworpen en BPN veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 14 juni 2019 door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.