Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende de inbeslagname van een personenauto, die kennelijk was ingericht om goederen aan ambtelijk toezicht te onttrekken. De klaagster, geboren in 1988, had een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem. De Hoge Raad heeft op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing naar de Rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De Hoge Raad oordeelde dat de klaagster niet behoorlijk was opgeroepen voor de behandeling van haar klaagschrift, wat een wezenlijk verzuim in de raadkamerprocedure met zich meebracht. Dit verzuim leidde tot de nietigheid van het onderzoek. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen auto inmiddels was vernietigd, maar dat dit geen invloed had op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De zaak werd vervolgens verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke oproeping van belanghebbenden in procedures als deze, en bevestigt dat een verzuim hierin kan leiden tot nietigheid van de procedure.