ECLI:NL:HR:2019:870

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
18/04247
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over rioolheffing gemeente Nijmegen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 28 augustus 2018, waarin meerdere zaken met betrekking tot aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Nijmegen voor de jaren 2010 tot en met 2014 aan de orde waren. De belanghebbende had in totaal negen verschillende nummers van de Rechtbank Gelderland, die betrekking hadden op de opgelegde aanslagen, in hoger beroep aangevochten.

De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/04247
7 juni 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 28 augustus 2018, nrs. 17/00105 t/m 17/00127, 17/00133 t/m 17/00173 en 17/00175 t/m 17/00194, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 12/5478, AWB 12/5480, AWB 12/5481, AWB 15/3830 t/m AWB 15/3845, AWB 15/3847 t/m AWB 15/3850, AWB 15/3855 t/m AWB 15/3870, AWB 15/3872 t/m AWB 15/3876, AWB 15/3879 t/m AWB 15/3895, AWB 15/3897 t/m AWB 15/3899 en AWB 15/5037 t/m AWB 15/5056) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 tot en met 2014 opgelegde aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Nijmegen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.