ECLI:NL:HR:2019:855

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
18/02435
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil naar aanleiding van beslag op schilderijen en de vernietigbaarheid van een overeenkomst in notariële akte wegens dwaling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eisers tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een executiegeschil naar aanleiding van beslag op schilderijen. De eisers hebben in cassatie aangevoerd dat er sprake is van vernietigbaarheid van een (vaststellings)overeenkomst die in een notariële akte is vastgelegd, op grond van dwaling. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2019 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/02435
Datum7 juni 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: [eisers],
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. P.A. Fruytier,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/520671 / KG ZA 16-1307 van de voorzieningenrechter te Den Haag van 29 december 2016;
b. het arrest in de zaak 200.208.498/01 van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2018.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eisers] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.H.T. Heisterkamp als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
7 juni 2019.