Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eisers tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een executiegeschil naar aanleiding van beslag op schilderijen. De eisers hebben in cassatie aangevoerd dat er sprake is van vernietigbaarheid van een (vaststellings)overeenkomst die in een notariële akte is vastgelegd, op grond van dwaling. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten van eisers niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2019 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.