ECLI:NL:HR:2019:844

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
17/03392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot actieve omkoping bij verkiezingen in Sint Maarten door vertegenwoordiger van politieke partij

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1953. De verdachte is beschuldigd van (poging tot) actieve omkoping, waarbij hij geld aan politieambtenaren heeft aangeboden in ruil voor stemmen op zijn politieke partij tijdens de verkiezingen in Sint Maarten. De zaak betreft meerdere gepleegde feiten en is onderworpen aan artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA).

Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat C. Reijntjes-Wendenburg. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Gezien de aan de verdachte opgelegde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en de geldboete van NAf 300,-, is er echter geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enige rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen op 4 juni 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03392
Datum4 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 3 mei 2017, nummer H-151/16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte geheel voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, de geldboete van NAf 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juni 2019.