ECLI:NL:HR:2019:841

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
18/01770
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1956, werd beschuldigd van het verkrijgen van voordeel uit strafbare feiten. De advocaat van de betrokkene, F.P. Slewe, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn beoordeeld door de Advocaat-Generaal D.J.C. Aben. De kern van de zaak draait om de toepassing van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van voordeel uit strafbare feiten. Het Hof had geoordeeld dat de uitkomst van de vermogensvergelijking en het voordeel verkregen uit uitkeringsfraude, dat door de betrokkene zou zijn verkregen, niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte toepassing had gegeven aan het nieuwe recht, terwijl de feiten waren gepleegd vóór de wetswijziging van 1 juli 2011. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden berecht op basis van het bestaande hoger beroep. De beslissing van de Hoge Raad is gebaseerd op de overwegingen van de Advocaat-Generaal, die in detail zijn uiteengezet in zijn conclusie.

Uitspraak

4 juni 2019
Strafkamer
nr. S 18/01770 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 april 2018, nummer 22/000372-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd toepassing heeft gegeven aan art. 36e Sr zoals deze bepaling luidt sinds de wetswijziging van 1 juli 2011, terwijl de strafbare feiten waaruit het voordeel zou zijn verkregen dateren van voor deze wetswijziging.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 tot en met 13 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige middelen

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de overige middelen geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juni 2019.