ECLI:NL:HR:2019:81

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
17/01982
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van rechtsmiddel na veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken wegens overtreding van artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft afstand gedaan van het recht op hoger beroep, zonder dat er rechtsbijstand was voorzien. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of deze afstand van het recht op hoger beroep rechtsgeldig was, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een middel niet tot cassatie kan leiden als het geen nadere motivering behoeft en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder afstand van rechtsmiddelen kan worden gedaan. De Hoge Raad heeft in deze zaak bevestigd dat de afstand van het recht op hoger beroep onder bepaalde omstandigheden niet als rechtsgeldig kan worden beschouwd, maar in dit geval was er geen aanleiding om te concluderen dat de afstand niet rechtsgeldig was.

Uitspraak

22 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/01982
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 maart 2017, nummer 22/005008-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 januari 2019.