ECLI:NL:HR:2019:710

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
15/03070
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door schieten vanuit een auto op inzittenden van een andere auto

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 26 juni 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1980, is in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak in een strafzaak waarin hij werd beschuldigd van poging tot doodslag. De feiten van de zaak dateren van oktober 2012, toen de verdachte vanuit een personenauto meermalen op een andere auto schoot, waarbij inzittenden in gevaar werden gebracht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de verdachte zijn ingediend geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen had eerder het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kon worden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 14 mei 2019, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

14 mei 2019
Strafkamer
nr. S 15/03070
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 26 juni 2015, nummer 21/002190-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 mei 2019.