Uitspraak
wonende te [woonplaats 1] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De zaak is aanhangig gemaakt door [eiser], die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 november 2017. Dit arrest volgde op eerdere uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant en het hof zelf. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
De advocaat van [eiser], mr. M. Littooij, heeft de zaak toegelicht, terwijl de advocaat van [verweerster], mr. J.W.H. van Wijk, een verweerschrift tot verwerping heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op een totaal van € 4.249,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.