ECLI:NL:HR:2019:677

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
18/02644
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen niet-ontvankelijkheid in hoger beroep betreffende vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 5 juni 2018 is gewezen. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit was gericht tegen de beslissing van de Politierechter in eerste aanleg met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet begrijpelijk heeft geoordeeld dat de vordering tot tenuitvoerlegging uitsluitend betrekking had op een specifiek parketnummer, terwijl de Officier van Justitie had gesteld dat de vordering was aangebracht onder alle feiten, omdat het één zaak was geworden. De Hoge Raad herhaalt dat wijzigingen in de vordering tijdens het onderzoek ter terechtzitting in mondelinge vorm kunnen worden gedaan, en dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep op basis van een ontoelaatbare beperking is niet juist. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het de niet-ontvankelijkheid van de verdachte betreft, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

23 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/02644
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 5 juni 2018, nummer 21/003820-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Zevenboom, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg op de vordering tot tenuitvoerlegging.
2.2.1.
Het in eerste aanleg gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2017 is blijkens de aanhef van het proces-verbaal waarin dit vonnis is aangetekend, gewezen ten aanzien van de - ter terechtzitting gevoegde - zaken met de parketnummers
16-137683-16, 16-659564-14 (tul), 16-036386-17 en 16-239961-16.
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt als vaststelling van het Hof in dat de Politierechter de tenuitvoerlegging heeft gelast van een eerder in de zaak met parketnummer
16-659564-14 opgelegde straf. In cassatie moet van die vaststelling worden uitgegaan.
2.2.3.
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van de Rechtbank van 10 juli 2017 houdt als standpunt van de Officier van Justitie onder meer in:
"De vordering tenuitvoerlegging is aangebracht onder alle feiten nu het één zaak is geworden."
2.2.4.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit beroep is gericht tegen de beslissing van de Politierechter op de vordering tot tenuitvoerlegging voormeld, en heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
"Blijkens de appelakte d.d. 11 juli 2017 is het hoger beroep beperkt ingesteld en richt het zich enkel tegen het in de zaak met parketnummer 16-036386-17 onder 1 ten laste gelegde, alsmede tegen de beslissing van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659564-14.
Uit de in het procesdossier aanwezige stukken omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging blijkt dat de vordering gekoppeld is aan het onder parketnummer 16-137683-16 ten laste gelegde feit. Het hoger beroep is echter beperkt tot het in de zaak met parketnummer 16-036386-17 onder 1 ten laste gelegde. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is verder niet gebleken dat het openbaar ministerie de vordering in hoger beroep heeft gewijzigd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet meer aanhangig is, nu er geen hoger beroep is ingesteld tegen de daaraan gekoppelde hoofdzaak.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de officier van justitie ter zitting in eerste aanleg bepaald heeft dat de vordering tot tenuitvoerlegging betrekking heeft op alle in eerste aanleg behandelde feiten. De raadsman heeft verklaard dat hij het hoger beroep wil doorzetten met de in de appelakte genoemde beperkingen.
(...)
Het hof is van oordeel dat uit het procesdossier, mede gelet op het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, is gebleken dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659564-14 gekoppeld is aan het onder parketnummer 16-137683-16 ten laste gelegde feit. Dit feit is in hoger beroep echter niet aan het oordeel van het hof onderworpen. Het hof mag daarom ook niet oordelen over de daarop gegronde vordering tot tenuitvoerlegging. In het licht van het bepaalde in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering heeft de verdachte aldus een ontoelaatbare beperking aangebracht in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.3.1.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- art. 14g, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr:
"Indien enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd kan de rechter na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie (...),
1°. gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd."
- art. 14i, zesde lid, Sr:
"Gedurende het onderzoek kan het openbaar ministerie zijn ingediende vordering of conclusie en de veroordeelde zijn verzoek wijzigen."
2.3.2.
Noch art. 14i, zesde lid, Sr noch enige andere rechtsregel staat eraan in de weg dat de in art. 14i, zesde lid, Sr bedoelde wijziging tijdens het onderzoek ter terechtzitting in mondelinge vorm wordt gedaan (vgl. HR 20 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0609).
2.4.
In aanmerking genomen dat de Officier van Justitie ter terechtzitting in eerste aanleg, zoals hiervoor onder 2.2.3 is weergegeven, als zijn standpunt naar voren heeft gebracht dat, 'nu het één zaak is geworden', de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659564-14 is aangebracht onder alle feiten, is het oordeel van het Hof dat die vordering uitsluitend betrekking heeft op het tenlastegelegde onder parketnummer 16-137683-16 niet begrijpelijk. Zijn hierop gebaseerde oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep voor zover dat is gericht tegen voormelde beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging is derhalve evenmin begrijpelijk. De omstandigheid dat de Advocaat-Generaal ter terechtzitting in hoger beroep een van de Officier van Justitie afwijkend standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de zaken waarop de vordering tot tenuitvoerlegging zijns inziens (in hoger beroep) betrekking heeft, maakt dit - nu het om de reikwijdte van het ingestelde hoger beroep gaat - niet anders.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.