ECLI:NL:HR:2019:661

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
17/02384
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake diefstal met braak in woning

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd veroordeeld voor diefstal met braak in een woning. De Hoge Raad heeft op 23 april 2019 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1995, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van de uitspraak, behalve wat betreft de strafmaat.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewezenverklaring van de diefstal met braak niet voldoende onderbouwd is, maar dat er wel voldoende bewijs is voor medeplegen van de diefstal. De Hoge Raad heeft de strafmaat verlaagd van vier maanden naar drie maanden en drie weken, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. De beslissing van de Hoge Raad is dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

23 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/02384
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 mei 2017, nummer 20/001185-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.
Op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal vermelde gronden heeft de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak op dit punt.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van
vier maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de in de zaak met parketnummer 02-800839-15 onder 1 opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze drie maanden en drie weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.