Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
23 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd veroordeeld voor diefstal met braak in een woning. De Hoge Raad heeft op 23 april 2019 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1995, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van de uitspraak, behalve wat betreft de strafmaat.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewezenverklaring van de diefstal met braak niet voldoende onderbouwd is, maar dat er wel voldoende bewijs is voor medeplegen van de diefstal. De Hoge Raad heeft de strafmaat verlaagd van vier maanden naar drie maanden en drie weken, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. De beslissing van de Hoge Raad is dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. Het beroep wordt voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de redelijke termijn in acht te nemen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).