Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Beslissing3.
16 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 juli 2018 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij 's nachts in een woning in Amersfoort een ander, die in bed lag, met een mes in de buikstreek heeft gestoken. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.F. Ronday uit Mijdrecht. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal en gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 16 april 2019, waarbij de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaarde.