ECLI:NL:HR:2019:606

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
17/01580
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige hypotheekfraude en de gevolgen voor de ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor zijn rol in een grootschalige hypotheekfraude, ook wel bekend als de megazaak Peseta. De verdachte, geboren in 1965, was mededirecteur van een vennootschap en heeft samen met anderen klanten met financiële problemen geadviseerd om een tweede huis te kopen en extra geldleningen en bouwdepots aan te vragen. Hierbij zijn valse werkgeversverklaringen, valse salarisstroken en valse facturen gebruikt. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en een bijkomende straf van ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur voor zeven jaren.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de duur van de ontzetting van het recht in strijd is met de wet. Volgens artikel 31, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht moet de duur van de ontzetting van een recht bij veroordeling tot een tijdelijke gevangenisstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaan. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak met verbetering van deze misslag gelezen en vastgesteld dat het Hof de duur van de ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur heeft bepaald op zes jaren en zes maanden.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden naar zeventien maanden. De overige middelen in het cassatieberoep zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.

Uitspraak

16 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/01580
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 13 maart 2017, nummer 21/001243-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K. Canatan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde bijkomende straf, tot bepaling daarvan op 6 jaar en 6 maanden, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het negende middel

2.1.
Het middel klaagt over de duur van de aan de verdachte opgelegde ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van 1. "Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven", 2A. "Medeplegen van witwassen, terwijl het strafbare feit wordt begaan door een rechtspersoon en verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd" en 3A. "Medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl het strafbare feit wordt begaan door een rechtspersoon en verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging" veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Daarnaast heeft het Hof aan de verdachte de bijkomende straf opgelegd van ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur gedurende een periode van zeven jaren.
2.3.
Art. 31, eerste lid aanhef en onder 2°, Sr houdt in dat bij veroordeling tot een tijdelijke gevangenisstraf de duur van de ontzetting van een recht de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaat. De door het Hof bepaalde duur van de ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen is met dit voorschrift in strijd. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad leest de bestreden uitspraak met verbetering van die misslag.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verstaat dat het Hof de duur van de ontzetting van het recht op uitoefening van het beroep van financieel adviseur en hypotheekadviseur heeft bepaald op zes jaren en
zes maanden;
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze zeventien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 april 2019.