Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
16 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 augustus 2017 is gewezen. De verdachte, een belastingadviseur, is beschuldigd van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en gewoontewitwassen. De verdachte heeft jarenlang voor anderen aangiften inkomstenbelasting verzorgd, waarbij hij te hoge bedragen aan zorgkosten heeft opgevoerd. Dit leidde tot een strafzaak waarin de verdachte in eerste instantie werd veroordeeld.
De Hoge Raad heeft op 16 april 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, onder zaaknummer 17/04414. De verdediging heeft verzocht om 67 personen als getuigen te horen, maar dit verzoek is afgewezen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van het arrest van het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de verwerping van het beroep en onderstreept de ernst van de beschuldigingen tegen de verdachte. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het indienen van belastingaangiften en de gevolgen van valsheid in geschrift in het kader van belastingfraude.