ECLI:NL:HR:2019:595

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
18/03634
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en rechtsgeldige uitreiking appeldagvaarding aan schriftelijk gemachtigde

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die is geboren in 1972. Het beroep is ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2013. De verdachte had op 14 augustus 2018 beroep in cassatie ingesteld, maar het Hof had geoordeeld dat de appeldagvaarding rechtsgeldig was uitgereikt aan een schriftelijk gemachtigde. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of de appeldagvaarding rechtsgeldig was betekend, ondanks het ontbreken van de machtiging bij de stukken. De Hoge Raad oordeelt dat de uitreiking aan de schriftelijk gemachtigde, conform artikel 588, derde lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, geldt als betekening in persoon. De verdachte had binnen veertien dagen na het arrest van het Hof beroep in cassatie moeten instellen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kan de verdachte niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Uitspraak

16 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/03634
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2013, nummer 22/001762-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.D. Groen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Het middel klaagt over het kennelijke oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is uitgereikt.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 10 oktober 2013, enkelvoudige kamer, houdt onder meer in:
"De voorzitter merkt op dat de akte van uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep vermeldt dat deze is uitgereikt aan een schriftelijk gemachtigde. De betreffende machtiging ontbreekt echter bij de stukken.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte."
2.3.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een bij het dubbel van de appeldagvaarding voor de terechtzitting van 10 oktober 2013 gevoegde akte van uitreiking, inhoudende, zakelijk weergegeven, onder meer dat die dagvaarding:
- op 26 augustus 2013 tevergeefs is aangeboden op het BRP-adres van de verdachte met achterlating van een bericht van aankomst, waarin is vermeld dat de brief kan worden afgehaald op het daarin genoemde (post)kantoor of politiebureau; en
- op 28 augustus 2013 is uitgereikt aan [betrokkene 1] "die het desbetreffende bericht van aankomst overlegde en door de geadresseerde schriftelijk was gemachtigd om de brief in ontvangst te nemen".
Deze akte van uitreiking, die is opgemaakt door '[betrokkene 2], [beroep betrokkkene 2]', is voor ontvangst voorzien van een leesbare handtekening van
[betrokkene 1] en het nummer van een legitimatiebewijs.
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat de appeldagvaarding aan een schriftelijk gemachtigde is uitgereikt en heeft kennelijk geoordeeld dat sprake is van een rechtsgeldige betekening. In de bestreden uitspraak ligt als zijn - in het licht van de inhoud van de akte van uitreiking zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven - niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat de enkele omstandigheid dat de betreffende machtiging zich niet bij de stukken bevindt, aan de rechtsgeldigheid van de betekening niet in de weg staat.
2.5.
Uitreiking aan de schriftelijk gemachtigde geldt op de voet van art. 588, derde lid aanhef en onder b, Sv als betekening in persoon. De verdachte, namens wie op 14 augustus 2018 beroep in cassatie is ingesteld, had ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder a, Sv binnen veertien dagen na 10 oktober 2013 beroep in cassatie moeten instellen. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn cassatieberoep heeft ingesteld, kan hij niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 april 2019.