ECLI:NL:HR:2019:557

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
17/03458
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 10 juli 2017. De verdachte, geboren in 1987, heeft beroep ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in het beroep, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit is in strijd met het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft op 9 april 2019 uitspraak gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter aanwezig was. De zaak is samenhangend met andere zaken, genummerd 17/03714 en 17/03715, maar de focus ligt op de ontvankelijkheid van de verdachte in deze specifieke cassatieprocedure.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/03458
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juli 2017, nummer 20/002346-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.