ECLI:NL:HR:2019:513

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
18/03812
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringszaak en ontvankelijkheid in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de opgeëiste persoon tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2018, met nummer RK 18/03955. De zaak betreft een overlevering op basis van de Overleveringswet. De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.R.A. Röschlau uit Zeist, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de opgeëiste persoon in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld aan de hand van artikel 29 van de Overleveringswet. Dit artikel stelt dat tegen de uitspraak van de rechtbank geen gewoon rechtsmiddel openstaat, met uitzondering van beroep in cassatie in het belang der wet. Aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen de bestreden uitspraak, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

Op 9 april 2019 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president J. de Hullu en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, het arrest uitgesproken. De beslissing houdt in dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep, wat betekent dat zijn verzoek om cassatie niet wordt ingewilligd.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/03812 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2018, nummer RK 18/03955, op de vordering als bedoeld in art. 23 van de Overleveringswet tot overlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de opgeëiste persoon in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Art. 29 Overleveringswet houdt, voor zover hier van belang, in:
"1. (...)
2. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat geen rechtsmiddel open, anders dan beroep in cassatie in het belang der wet, bedoeld in artikel 456 van het Wetboek van Strafvordering."
2.2.
Nu ingevolge art. 29, tweede lid, Overleveringswet tegen de bestreden uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat, moet de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.