Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 6 april 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987. De verdachte was betrokken bij opiumdelicten en de kern van de zaak betreft de vraag of de verdachte wetenschap had van de voorwerpen die op zijn perceel waren aangetroffen, welke bestemd waren voor het bereiden van amfetamine. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat M.J.N. Vermeij. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 2 april 2019 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter.