ECLI:NL:HR:2019:473

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
17/01243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorbereidingshandelingen afpersing door het aanschaffen en voorhanden hebben van volgapparatuur

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor afpersing. De verdachte had in de periode van 9 juli 2012 tot en met 16 juli 2012 plaatsbepalingsapparatuur aangeschaft en voorhanden gehad, met als doel om klanten van een prostituee af te persen. De Hoge Raad behandelt twee belangrijke juridische vragen: de ongeoorloofde beperking van het cassatieberoep en de uitleg van het begrip 'afpersing' in de context van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad oordeelt dat de beperking van het cassatieberoep niet kan worden aanvaard, omdat de onderdelen van het tenlastegelegde voorbereidingsdelict niet behoren tot een samengestelde tenlastelegging waarin een zelfstandig strafrechtelijk verwijt is omschreven. Daarnaast stelt de Hoge Raad vast dat voor afpersing vereist is dat de dwang wordt uitgeoefend door geweld of bedreiging met geweld. Aangezien uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat het opzet van de verdachte gericht was op het voorbereiden van een afpersing door middel van geweld of bedreiging, is de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed. Dit leidt tot een partiële vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van het voorbereidingsfeit.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 2 april 2019, waarbij de zaak is behandeld door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de uitleg van afpersing en de voorwaarden waaronder voorbereidingshandelingen strafbaar zijn.

Uitspraak

2 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/01243
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 februari 2017, nummer 20/002359-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte partiële intrekking cassatie is het beroep, voor zover het betrekking heeft op het onder 4 tenlastegelegde, niet gericht tegen de vrijspraak van de voorbereiding van "diefstal met geweldpleging (in vereniging)" en "opzettelijke vrijheidsberoving (in vereniging)". Deze beperking kan evenwel niet worden aanvaard nu de onderdelen van het onder 4 tenlastegelegde voorbereidingsdelict die in de akte worden uitgesloten van het beroep in cassatie niet onderdelen van een samengestelde tenlastelegging betreffen waarin een zelfstandig strafrechtelijk verwijt is omschreven als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013CA1610.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch in zoverre en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende, aan art. 317 Sr ontleende term "afpersing".
3.2.1.
Aan de verdachte is onder 4 tenlastegelegd dat:
"hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2012 tot en met 16 juli 2012 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf/misdrijven, te weten:
- diefstal met geweldpleging (in vereniging) en/of
- afpersing (in vereniging) en/of
- opzettelijke vrijheidsberoving (in vereniging),
opzettelijk een of meer voorwerp(en) en/of informatiedrager(s) te weten:
- drie, althans een (aantal), (peil)baken(s), althans plaatsbepalingsapparatuur, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden gehad, welk(e) voorwerp(en) en/of informatiedragers), (al dan niet in combinatie met elkaar), bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen begaan van dat/die misdrijf/misdrijven,
gelet op: de contacten middels mobiele telefoon en/of sms en/of de applicatie whatsapp tussen verdachte en/of een persoon die zich [betrokkene 5] / [betrokkene 5] noemde en kennelijk als prostituée werkt(e) en/of een of meer medeverdachte(n), tijdens welke contacten werd gesproken over het laten volgen van een of meerdere (te overvallen en/of af te persen en/of opzettelijk van zijn/hun vrijheid te beroven) subject(en), zijnde klanten van voornoemde [betrokkene 5] / [betrokkene 5] en/of haar collega('s)."
3.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 9 juli 2012 tot en met 16 juli 2012 te [woonplaats] , ter voorbereiding van met een ander te plegen misdrijven, te weten:
- afpersing
opzettelijk plaatsbepalingsapparatuur heeft verworven en voorhanden gehad, welk voorwerp bestemd was tot het in vereniging begaan van die misdrijven,
gelet op: de contacten middels mobiele telefoon tussen verdachte en een persoon die zich [betrokkene 5] / [betrokkene 5] noemde en kennelijk als prostituee werkte, tijdens welke contacten werd gesproken over het laten volgen van (af te persen) subjecten, zijnde klanten van voornoemde [betrokkene 5] / [betrokkene 5] of haar collega."
3.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een uitdraai van een tapgesprek, dossierpagina 437-438, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdstip : 09-07-12
Met nummer : [telefoonnummer 7]
Tenaamstelling : [betrokkene 5]
Beller : [verdachte] (hof: verdachte [verdachte] )
Gebelde : NNvrouw (hof: [betrokkene 5] )
H: hoeveel geld mot ie meenemen voor...hoe heet dat meisje ook alweer?
N: [betrokkene 6] ?
H: Ja.
(...)
N: Maar ik denk wel dat ie wat centen meeneemt om stoer te doen.
H: ja. Want hij had altijd veel geld op zak?
N: ja.
H: als ie bij jou was?
N: jawel
(...)
H: Ik ga overleggen met mijn jongens.
N: Ja.
H: dan neem ik een leningsovereenkomst mee.
N: Ja.
H: En als ie geen geld bij heeft dan kan ie dat tekenen.
N: Oke, is goed.
H: we ontfutselen hem alles wat waarde heeft.
(...)
N: Ja
Is goed [verdachte] .
2. Een uitdraai van een tapgesprek, dossierpagina 460, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdstip : 14-07-12
Met nummer : [telefoonnummer 7] (hof: [betrokkene 5] )
[verdachte] belt uit naar [ [betrokkene 5] ]
[verdachte] vraagt [ [betrokkene 5] ] of ze alleen is. Ze zegt dat ze alleen is. [verdachte] vertelt dat hij een car-tracer heeft gekocht. [verdachte] wil met [ [betrokkene 5] ] afspraken maken mocht ze wat tegenkomen. [verdachte] zegt dat ze die ene gewoon kunnen volgen totdat hij thuis uitstapt. [ [betrokkene 5] ] hoopt dat die ene kan waar ze het over heeft. Hij had veel flappen bij.
3. Een uitdraai van een tapgesprek, dossierpagina 463, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gespreksgegevens: TAP02
Tijdstip : 16-07-12
Met nummer : [telefoonnummer 8]
Beller : [verdachte]
Gebelde : [medeverdachte]
Diskgegevens : 1100
[verdachte] belt uit naar [medeverdachte]
H: Ik heb dat ding gehaald. Ik ga nu even naar [betrokkene 5] toe. Dan geef ik haar die telefoon.
A: Dat is goed.
H: Kan ze mij sms-en met die telefoon.
H: Laten we dat ding maar gelijk gaan gebruiken.
A: Dat is goed, komt helemaal goed.
H: En dan maken we even plan de campagne van hoe of wat en dan kijken we even waar hij allemaal geweest is.
A: Dat is goed.
4. Een afzonderlijk in het dossier gevoegd proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 26 oktober 2012, proces-verbaalnummer PL202M 2012109798-102, blad 1 tot en met 8, (opgenomen bij het aanvullend proces-verbaal nr 2012109798) opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (beiden hoofdagent), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
(blad 2)
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik werk in de escort.
(blad 3)
[verdachte] is mijn oude werkgever bij [A] .
(blad 5)
V: Je bent aangehouden voor voorbereidingshandelingen. Wat wil je daarover vertellen?
A: Ik kende een man genaamd [betrokkene 7] . Ik wilde een huisje van hem huren. Ik heb hem 1000 euro contant betaald en hij zou mij de huissleutel geven. Vervolgens kon ik hem niet meer bereiken. Ik heb dit verhaal verteld tegen [verdachte] en hij zei tegen mij dat hij het geld ging terug halen. [verdachte] vertelde mij dat hij met de jongens deze [betrokkene 7] ging opwachten, zodat [betrokkene 7] dan 1000 euro terug zou betalen.
V: Hoe is dat dan gegaan?
A: Mijn vriendin [betrokkene 6] had met [betrokkene 7] afgesproken om naar een vakantiehuisje te gaan. [verdachte] had dat vakantiehuisje geregeld. Als [betrokkene 6] met [betrokkene 7] het huisje binnen zou gaan, zou [verdachte] met de jongens het huisje binnen stormen. Alle spullen zouden dan van [betrokkene 7] afgepakt worden en hij zou dan een telefoontje mogen plegen om 1000 euro te regelen.
V: Wat heb jij gedaan?
A: Ik heb telefonisch contact gehad met [betrokkene 6] en dit dan weer doorgegeven aan [verdachte] . Ik was de tussenpersoon tussen [betrokkene 6] en [verdachte] . Ik wilde een groep Whatsapp maken zodat [verdachte] , [betrokkene 6] en ik contact met elkaar hadden, maar dat wilde [verdachte] niet, omdat hij bang was dat hij werd afgeluisterd.
V: Waarom dacht [verdachte] dat hij werd afgeluisterd?
A: Hij had een volgsysteem. Hij heeft een keer aan mij voorgesteld om klanten van mij te laten volgen en dan deze klanten af te persen.
V: Hoe heeft dat gesprek plaatsgevonden?
A: [verdachte] stelde aan mij voor om mijn klanten af te gaan persen. Hij wilde dan dat de klant naar mij kwam en ik moest dan doorgeven welke auto deze klant had. [verdachte] zou dan dat volgsysteem onder de auto van de klant plakken. [verdachte] zou dan de klant volgen om te kijken in wat voor huis hij woonde, een eigen zaak, vrouw en kinderen. Hij wilde dan deze klant confronteren dat hij bij mij was geweest en als het stil moest blijven, dan moest de klant betalen.
(blad 6)
Enkele passages uit een tapgesprek van 13 juli 2012 tussen [verdachte] en jou.
H: ik heb iets gekocht.
Wat we de vorige keer met jou besproken hebben. Als je wel eens iemand tegen komt met een beetje geld...
S: O, [verdachte] , geloof me maat, echt ik heb er maandag een paar staan.
H: echt?
S: Ja, ik heb... maandag heb ik twee dates. En die mannen, echt die man komt echt iedere week.
H: Ja.
S: En die spreekt dan af voor 350 plus hij komt dan gelijk voor de seks enne hij heeft zijn eigen bedrijf. Daar moeten we het nog maar over hebben een keertje.
H: Ja, en ook vrouw en kinderen dat jij weet?
S: ja de ene wel de ander niet. De ander heeft net een nieuwe relatie dus dan moeten we effe kijken.
H: ik heb nou een systeem dat klikje hup zo onder iemands auto en dan ken je hem overal volgen waar ie naartoe gaat. Dus dan hoefje hem ook niet laat maar zeggen bij jou hoeft niks met jou te associëren zeg maar.
V: wat kun je hierover vertellen?
A: het ene verhaal gaat over het afpersen van klanten.
(blad 7)
Op 15 juli 2012 vraagt [verdachte] aan jou of jij maandag 16 juli 2012 in Gilze Rijen zit. Jij zegt dan dat je er morgenavond bent en dat er al sowieso één klant met knaken vast staat. [verdachte] vraagt of dat die met een gezin is, maar jij geeft aan dat jij denkt dat het de vrijgezel is.
V: Wat kun jij hierover vertellen?
A: Dit was een man. Hij zou voor 300 euro langskomen. Hij is langs geweest en ik had 700 euro extra gekregen. Ik heb dit tegen [verdachte] verteld. Ik zou dan met [verdachte] nog bespreken wanneer die man weer zou komen. [verdachte] wilde deze man gaan volgen en kijken waar zijn zaak is. Hij wilde dan geld hebben door hem af te persen.
Op 16 juli 2012 geeft een andere persoon aan [verdachte] aan dat hij (waarschijnlijk de zender) het doet waarop [verdachte] tegen hem zegt dat hij precies kan zien waar die persoon op dat moment rijdt. [verdachte] zegt dat hij nu naar jou gaat om een telefoon af te geven waarmee jij naar [verdachte] kan sms-en (bron TAP02, gesprek nr. 1100).
Wat kan jij hierover vertellen?
A: Dat klopt. [verdachte] heeft mij toen een mobiele telefoon gegeven, een Samsung. Hij kon mij dan altijd bereiken. Als ik dan klanten had met geld dan kom ik hem bellen.
V: Wat moet jij dan naar [verdachte] sms-en?
A: Ik moest dan doorgeven wat voor auto, kenteken en hoe deze man eruit zag.
V: Wat is je telefoonnummer?
A: [telefoonnummer 7] .
5. Het proces-verbaal verhoor getuige van de rechter-commissaris in de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 8 februari 2013, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
Bij de politie heb ik naar waarheid verklaard.
6. Een Kennisgeving van inbeslagneming met registratiedatum 1 augustus 2012, dossierpagina's 576 tot en met 581, in samenhang met het gegevensblad verdachte [verdachte] op dossierpagina 33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 576)
Inbeslagneming
Datum : 1 augustus 2012
Omstandigheden : aangetroffen tijdens doorzoeking [b-straat 1] [woonplaats] .
Beslagene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979.
(pag. 578)
Goednummer : 795529
Inhoud : GPS-tracker met toebehoren
(pag. 33)
Persoonsgegevens verdachte:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979, verblijfadres [b-straat 1] te [woonplaats] ."
3.2.4.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen blijkt:
- dat verdachte telefonisch contact heeft gehad met [betrokkene 5] over een klant van een andere prostituee die ze geld afhandig wilden maken (dossierpagina 437);
- dat op 14 juli 2012 een gesprek plaatsvond, waarbij verdachte zegt dat hij een car- tracer heeft gekocht, dat ze die ene gewoon kunnen volgen (dossierpagina 460);
- dat verdachte op 16 juli 2012 tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij naar [betrokkene 5] (hof: [betrokkene 5] ) gaat om een telefoon af te geven, waarmee zij naar hem, verdachte, kan sms'en en voorts dat verdachte tegen [medeverdachte] zei: "laten we dat ding maar gelijk gaan gebruiken" (dossierpagina 463).
[betrokkene 5] heeft bij de politie verklaard dat zij als prostituee werkt, dat zij van verdachte een telefoon heeft gekregen op 16 juli 2012 zodat zij contact kon houden met verdachte. Verdachte zou een volgsysteem onder de auto van een klant plakken en zou de klant confronteren met het bezoek aan een prostituee teneinde geld af te persen (aanvullend proces-verbaal in het dossier).
In de woning van verdachte is plaatsbepalingsapparatuur (een GPS-tracker) aangetroffen (dossierpagina 578).
Gelet op het voorgaande en wat overigens uit de bewijsmiddelen blijkt, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte plaatsbepalingsapparatuur heeft verworven en voorhanden heeft gehad, bestemd tot het met een ander plegen van afpersing."
3.3.1.
De tenlastelegging is mede toegesneden op het voorbereiden van het misdrijf afpersing zoals strafbaar gesteld in art. 317 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende term "afpersing" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
3.3.2.
Art. 317 Sr luidt:
"1. Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die de dwang, bedoeld in het eerste lid, uitoefent door de bedreiging dat gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, onbruikbaar of ontoegankelijk zullen worden gemaakt of zullen worden gewist.
3. De bepalingen van het tweede en derde lid van artikel 312 zijn op dit misdrijf van toepassing."
3.4.1.
Buiten het zich hier niet voordoende geval van art. 317, tweede lid, Sr is voor afpersing vereist dat de dwang wordt uitgeoefend "door geweld of bedreiging met geweld".
3.4.2.
Nu uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat het opzet van de verdachte was gericht op het voorbereiden van het "door geweld of bedreiging met geweld" iemand dwingen tot de in art. 317, eerste lid, Sr bedoelde prestaties, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel klaagt hierover terecht.

4.Beoordeling van het vierde middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof
's-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 april 2019.