ECLI:NL:HR:2019:445

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
17/05818
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van langlopende overeenkomsten door gemeente aan netbeheerder en de vereisten voor zwaarwegende gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Gemeente Voorst en Vitens N.V. De zaak betreft de opzegging door de gemeente van langlopende overeenkomsten met de netbeheerder Vitens. De centrale vraag in deze procedure was of voor de opzegging van deze overeenkomsten een voldoende zwaarwegende grond vereist is en of de opgegeven redenen door de gemeente als zodanig kunnen worden aangemerkt.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een arrest van 28 oktober 2011, waarin de vereisten voor opzegging van overeenkomsten zijn besproken. De gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 september 2017 uitspraak had gedaan in deze zaak. Vitens had incidenteel cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de gemeente in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van de gemeente verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Ook het incidentele beroep van Vitens werd verworpen, met een veroordeling in de kosten aan de zijde van de gemeente. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zwaarwegende gronden voor de opzegging van overeenkomsten en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling.

Uitspraak

29 maart 2019
Eerste Kamer
17/05818
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
GEMEENTE VOORST,
zetelende te Twello,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. M.E.M.G. Peletier en mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
VITENS N.V.,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk en mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de gemeente en Vitens.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/277108/HZ ZA 15-34 van de rechtbank Gelderland van 13 mei 2015 en 30 september 2015;
b. het arrest in de zaak 200.185.608 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de gemeente beroep in cassatie ingesteld. Vitens heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Vitens mede door mr. A. Stortelder en mr. C. Presilli.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van de gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vitens begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de gemeente deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Vitens in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Vitens deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
29 maart 2019.