In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit eerdere vonnissen en arresten met betrekking tot onrechtmatige daad en misleidende reclame. De eiseressen, aangeduid als Prodema c.s., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verweerster, Bouwfonds, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en de arresten van het hof, die een belangrijke rol speelden in de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van Prodema c.s. in het principale beroep verworpen. De rechtbank en het hof hadden eerder geoordeeld over de deugdelijkheid van het deskundigenbericht en de werkwijze van de deskundige binnen de grenzen van de opdracht. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele beroep van Bouwfonds niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft Prodema c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatie worden gesteld en de rol van deskundigen in civiele procedures.