ECLI:NL:HR:2019:430

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
17/01867
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling na verkeersruzie met gebitsschade als zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 28 maart 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. De verdachte was betrokken bij een verkeersruzie waarbij hij een ander met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft geslagen. Dit leidde tot gebitsschade, waaronder gebroken en scheve voortanden. De vraag die in deze cassatieprocedure centraal staat, is of deze gebitsschade kan worden aangemerkt als 'zwaar lichamelijk letsel' in de zin van artikel 302, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad, onder leiding van vice-president J. de Hullu, heeft op 26 maart 2019 het beroep in cassatie verworpen. De advocaat van de verdachte, M.G. Vos, had een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en benadrukt de juridische kwalificatie van de gebitsschade in het kader van zware mishandeling. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de definitie van zwaar lichamelijk letsel in strafzaken.

Uitspraak

26 maart 2019
Strafkamer
nr. S 17/01867
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 28 maart 2017, nummer 21/000345-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. Vos, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2019.