2.2.De Rechtbank heeft het klaagschrift, voor zover dat strekt tot opheffing van het beslag op de in het middel bedoelde voorwerpen, gegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"2. De feiten
- Op 7 oktober 2013 is klager bij vonnis van deze rechtbank veroordeeld wegens 'Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft' tot de in dat vonnis vermelde straf;
- Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Op het hoger beroep is nog niet beslist;
- Op 25 september 2015 heeft de officier van justitie gevorderd dat aan klager de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel uit dit strafbare feit. De ontnemingsprocedure is thans aanhangig bij deze rechtbank;
- Op 1 mei 2015 heeft de rechter-commissaris in deze rechtbank machtiging verleend tot het leggen van conservatoir beslag jegens klager;
- Bij beslissingen d.d. 24 december 2015 heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie toestemming verleend tot het doen van doorzoekingen ter inbeslagneming ten laste van klager op de adressen: [a-straat 1] , [postcode] Kalmthout (België) (...);
- Bij rechtshulpverzoek d.d. 9 februari 2016 heeft de officier van justitie aan de bevoegde autoriteiten in België (het parket Turnhout) verzocht om op genoemde adressen te zoeken naar voor conservatoir beslag vatbare vermogensbestanddelen (...);
- Op 17 maart 2016 heeft de federale gerechtelijke politie Antwerpen in het pand [a-straat 1] te Kalmthout (België) ten laste van klaagster beslag gelegd op de volgende voorwerpen: twee piano's; een schilderij op canvas, een partij wijnen en alcoholische dranken, een snooker/biljarttafel, een voetbaltafel; een golftas met dertien clubs, een fitnesstoestel, een saunacabine, een loopband, een power trilplaat, een plasma tv (Panasonic), twee flatscreen tv's (Samsung) (...).
6. Het oordeel van de rechtbank
(...)
De verdere beoordeling van het beklag van klaagster
Het beklag ziet op de inbeslagneming van voorwerpen onder klaagster op haar woonadres aan de [a-straat 1] te Kalmthout, in het kader van een lopende ontnemingsprocedure tegen klager. De adressen [a-straat 1] en [a-straat 2] betreffen volgens klaagster één geheel, te weten: haar woning annex atelier, waar klaagster ten tijde van de inbeslagneming aanwezig was. Het beslag is gelegd door de Belgische justitie ter uitvoering van een Nederlands verzoek om rechtshulp.
In het rechtshulpverzoek heeft de officier van justitie aan de Belgische autoriteiten opgegeven dat klagers in gemeenschap van goederen met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank stelt, met de raadsman en het nadere standpunt van de officier van justitie in raadkamer, vast dat deze informatie onjuist is, omdat uit de door klagers overgelegde stukken blijkt dat zij op huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd.
Voor wat betreft het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime tussen klagers gaat de rechtbank uit van de volgende gegevens:
Klagers zijn echtelieden en hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. Zij zijn beiden sinds 1992 woonachtig in België en zijn sindsdien altijd in België blijven wonen. Zij zijn volgens de verklaring van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Essen (België) aldaar op […] 1993 met elkaar gehuwd.
In artikel 1 van het voor notaris [betrokkene 1] te Kalmthout (België), in aanwezigheid van twee getuigen, op 11 juni 1993 tussen klagers verleden 'huwelijkskontrakt', dat op 14 juni 1993 is ingeschreven bij Kapellen Registratie, België, hebben klagers gekozen voor het 'stelsel van de scheiding van goederen' overeenkomstig artikel 1466 en volgende van het (Belgisch) burgerlijk wetboek.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben klagers hiermee krachtens het voor Nederland van toepassing zijnde Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (in werking getreden op 1 september 1992, zoals thans ook gecodificeerd in artikel 43 en volgende van boek 10 van het Burgerlijk Wetboek) bij het 'huwelijkskontrakt' een geldige rechtskeuze voor het overeengekomen huwelijksvermogensregime naar Belgisch recht gemaakt. Dat wordt niet anders door het feit dat er geen registratie in het Nederlandse huwelijksgoederenregister is.
Een en ander betekent dat er vanwege onjuiste informatieverstrekking door de Nederlandse autoriteiten aan de Belgische autoriteiten gebreken aan de inbeslagneming kleven die door de rechtbank in deze procedure niet hersteld kunnen worden.
Anders dan de raadsman stelt de rechtbank vast dat hier geen sprake is geweest van een bewuste misleiding, maar een onzorgvuldigheid van het Openbaar Ministerie. Echter, in aanmerking genomen dat het gedane rechtshulpverzoek is gebaseerd op internationale rechtshulpverdragen (zoals het Europees Verdrag, aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, en het Beneluxverdrag, aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden) en dit verzoek derhalve wordt beheerst door het interstatelijke vertrouwensbeginsel, waarbij de juistheid van de door de verzoekende staat verstrekte informatie tot uitgangspunt wordt genomen, leidt dit tot de conclusie dat de onderhavige inbeslagneming op een onjuiste grond is gedaan en dat reeds daarom het beslag op alle voorwerpen behoort te worden opgeheven.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen zal de rechtbank het beklag van klaagster gegrond verklaren en komt zij niet toe aan een verdere beoordeling van het beklag van klaagster.
8. De beslissing
De rechtbank:
(...)
- verklaart het beklag van klaagster gegrond en beveelt de opheffing van het (conservatoire) beslag op de onder haar op 17 maart 2016 door de federale gerechtelijke politie Antwerpen inbeslaggenomen voorwerpen."