ECLI:NL:HR:2019:391

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
17/03727
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake oplichting door dakdekker

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juli 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan oplichting door gedurende meerdere jaren zijn diensten als dakdekker aan te bieden aan een groot aantal aangevers. Hij liet hen forse aanbetalingen doen met de toezegging dat hij de afgesproken werkzaamheden zou verrichten en materialen zou aanschaffen. Echter, de afgesproken werkzaamheden zijn nooit uitgevoerd, wat valt onder artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de procedure in hoger beroep werd een verzoek gedaan om getuigen te horen die namens de verdachte werkzaamheden zouden hebben verricht. Dit verzoek werd afgewezen. Daarnaast werd opgemerkt dat de proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep geen melding maakte van de strafeis van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 19 maart 2019 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

19 maart 2019
Strafkamer
nr. S 17/03727
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 10 juli 2017, nummer 21/006341-15, in destrafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 maart 2019.