Uitspraak
wonende te [woonplaats], Verenigde Arabische Emiraten,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het incidentele verzoek
4.Beslissing
11 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarin [verzoekster], wonende in de Verenigde Arabische Emiraten, een verzoek tot cassatie heeft ingediend tegen de curator van LCG Canada Financial Products 1 B.V. De curator had eerder een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten, omdat [verzoekster] geen woonplaats in Nederland heeft en er daardoor geen verhaal mogelijk is voor de proceskosten. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [verzoekster] inderdaad geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, en dat zij niet kan worden aangemerkt als iemand die een vordering heeft ingesteld of zich heeft gevoegd in een geding in Nederland. Desondanks heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de curator recht heeft op zekerheidstelling op basis van artikel 224 Rv, omdat [verzoekster] in verzet is gekomen tegen de faillietverklaring van LCG Canada. De Hoge Raad heeft het verzoek van de curator toegewezen en [verzoekster] verplicht om zekerheid te stellen voor de proceskosten, met een deadline van 8 februari 2019. Tevens is [verzoekster] veroordeeld in de kosten van het incident.