In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 25 mei 2018 was gewezen in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonheffingen die aan belanghebbende was opgelegd voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, evenals de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en belanghebbende had een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 22 februari 2019 door vice-president G. de Groot, samen met raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.