In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 april 2018, nr. 16/00468. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/1378) betreffende de naheffingsaanslag in de loonheffingen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012. De belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen redenen gevonden voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 22 februari 2019 het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.